Hoe denkt een componist?

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in De Nieuwe Muze, nummer 2022-6.


Al in de tweede zin legt componist en auteur Peter-Jan Wagemans de ruggengraat van zijn nieuwe boek The Big Composers Cookery Book bloot: ‘een drie-eenheid van analyse, historische context en filosofische context van de geschreven muziek.’ Hij gaat op zoek naar wat de componisten van na 1900 maakte tot de kunstenaars die ze waren – of zelfs nog zijn – en gaat in op de werkmethoden die ze hanteerden om tot hun meest geliefde en gehate composities te komen. De ambitie om de gehele twintigste eeuw te ontleden, die zo’n stortvloed aan nieuwe stijlen en persoonlijkheden voortbracht, vormt zowel de kracht als het probleem van dit boek.


Om in de geesten van de verschillende componisten te kruipen beeldt Wagemans zich allereerst in wat er in hun omgeving gebeurde en welke sentimenten er in de samenleving heersten. Die invloeden zijn vaak niet te onderschatten. Denk hierbij aan de roemruchte vroege serialisten, die vanwege het onbeschrijflijke leed van de Tweede Wereldoorlog volledig wouden breken met traditie en geschiedenis, of juist aan de componisten van het broeiende Parijs van het begin van de twintigste eeuw, die zich afzetten tegen de Duitse romantische geest en zich laafden aan oriëntalisme en barbarisme. Ook de Tweede Weense School, traditionalisten, minimalisten, en anderen mogen niet ontbreken.

Als we de gedachtewereld van de componisten dan min of meer begrijpen, sleept Wagemans ons mee met analyses van hun representatieve werken.

Laat het duidelijk zijn dat dit boek niet bedoeld is voor de leek. Zonder vrij diepgravende kennis van harmonieleer, analytisch denken over muziek en een stukje muziekgeschiedenis kan het boek niet gelezen worden. Het is een soort greep uit het lesmateriaal dat Wagemans gedurende vele jaren ontwikkelde als docent aan het Codarts conservatorium in Rotterdam. Voor serieuze muziekliefhebbers, musici en natuurlijk componisten ligt er echter een boekwerk op tafel dat op zowel objectieve als subjectieve wijze in durft te gaan op de belangrijkste persoonlijkheden van de twintigste-eeuwse kunstmuziek – of in ieder geval degenen die als zodanig gezien worden in de musicologie.

Geen kookboek, wel een haute cuisine proeverij

Vanwege het kolossale aantal componisten dat Wagemans de revue wil laten passeren, ontbreekt het de analyses echter aan diepgravendheid. Vaak wordt er alleen globaal ingegaan op de belangrijkste kenmerken van de muziek, of wordt er dieper ingegaan op één muzikale parameter als harmonie of ritme. Die korte analyses zijn accuraat en interessant en geven een goede indruk van wat de verschillende componisten onderscheidt, maar een ‘kookboek’ is het niet: het heeft meer weg van een boek waarin de oorsprong en algemene eigenschappen van zo veel mogelijk belangrijke cuisines en chefs worden besproken.

De belangrijkste ingrediënten waarmee ze werken worden aangestipt, evenals hun favoriete kooktrucs, maar nooit wordt er een volledig recept gegeven dat uitlegt hoe alle ingrediënten ontstaan, hoe je ze moet bereiden en kruiden, en waarom ze samen zo’n smaakvol gerecht creëren. Het blijft bij een kijkje in de verschillende keukens. Maar net zoals je jarenlang naast de chauffeur in de auto kan zitten zonder te leren rijden of naar schaakpartijen kan staren zonder enige notie te ontwikkelen van hoe het spelletje werkt, is het ook in de muziek soms nodig om met aandacht op de materie in te gaan, in plaats van aan de oppervlakte te blijven. Het zijn immers niet de algemene principes, maar juist de uitwerking daarvan die muziek haar karakter en schoonheid geven.

Daar lijkt Wagemans zich terdege van bewust. ‘De keuze van het toonmateriaal zegt niets over de kwaliteit van een kunstwerk; met alle materialen kunnen zowel meesterwerken als erg saaie stukken worden geschreven,’ schrijft hij in de inleiding. Toch gaan de analyses heel vaak alleen in op wát er gebeurt, maar niet waaróm het gebeurt en wat de gekozen strategieën en structuren dan zo goed maakt. Dit is het euvel van vele muziektheoretische werken, die de noten tot in het kleinste detail kunnen ontleden, maar zwijgen over de betekenis ervan. Het is bijvoorbeeld leuk om te weten wat de precieze verhoudingen zijn tussen verschillende vormgedeeltes of hoe ritmische patronen permutaties zijn van een basispatroon, maar waarom werken ze in het ene geval zo goed, terwijl ze in het andere geval niet tot onze intuïtie spreken? Onbeantwoordbare vragen misschien, maar ook de meest wezenlijke.

Misschien is het dan ook meer zijn doel om een overzicht te geven, een proeverij van de twintigste eeuw, waar de lezer zelf zijn favoriete gerechten uit kan kiezen om elders op zoek kan gaan naar het recept. De titel is dan enigszins misleidend, maar als grote componisten-proeverij zit het werk goed in elkaar: hij geeft een intuïtief gevoel van de muzikale denkruimte waarin de componisten zich bevinden, mede door het gebruik van muzikale voorbeelden, facsimile’s en indrukwekkende vormschema’s, waarvan de precieze inhoud vaak minder belangrijk is dan de indruk die ze maken. Wagemans geeft soms zelf aan waar je meer informatie kan vinden over een bepaald werk of een bepaalde techniek. Als hij voor elk gekozen werk zou willen proberen te omschrijven hoe je van een leeg blad tot de volledige partituur komt, zou het boek immers duizenden pagina’s tellen; nu zijn het er een kleine vijfhonderd.

Keuzes

Iets anders dat het boek zowel fris als problematisch maakt zijn de meningen en gedachten van Wagemans zelf, die af en toe de kop opsteken. Waar de analyses zo objectief mogelijk zijn, durft hij – met een stoot humor – wel de vaste musicologische stokpaardjes te betwijfelen, zoals de centrale plaats van Webern in het denken van de Tweede Weense School. Ook bevraagt hij met subtiele ironie de status van autoritaire figuren als Boulez.

Het zou interessant zijn om nog meer te lezen over de status van iemand als Boulez, die enerzijds een belangrijke historische plaats inneemt in de ontwikkeling van compositietechnieken, maar anderzijds met zijn haast agressieve dédain ten opzichte van alles en iedereen dat niet de superioriteit van zijn nieuwe muzikale pad inzag, heeft bijgedragen aan de kloof die nog altijd gaapt tussen welwillende componisten en het murw gebeukte concertpubliek. Zijn probleem is immers niet een ‘moeilijke’ muzikale taal, waar de luisteraar te dom of ongeduldig voor zou zijn, maar een compositiemethode die de menselijke maat, verbeelding en inspiratie actief uitbant. Hoe leger de concertzaal, hoe beter (helaas bevat zijn muziek af en toe de nodige verfijning en schoonheid…)! Een complete overtuiging van de superioriteit van je eigen stroming, een uitbanning van menselijkheid en het verwerpen van de geschiedenis: zijn dat de meest gezonde manieren om tegen het kwaad van de Tweede Wereldoorlog in te gaan?

De kwestie van hoe veel ‘moderne muziek’ zo ver van de luisteraar is komen te staan wordt in de uitstekende inleiding al benoemd, maar had meer aandacht kunnen krijgen. Verdienen De Boulezzen, en in mindere mate de Stockhausens, Cages, Xenakissen en Lachenmanns het nog om met talrijke analyses van hun muziek in het boek te staan, terwijl bijvoorbeeld Shostakovich, Schnittke en alle film- en gamecomponisten nauwelijks aan bod komen? De synthese tussen elektronische muziek en instrumentale muziek in film en games is immers ook een belangrijke en onderbelichte ontwikkeling, om over de mogelijkheden van die media als Gesammtkunstwerk nog maar te zwijgen.(Voor een uitstekend – en genuanceerder – artikel over de status van Boulez, zie Matthew Aucoin: Sound and Fury / The New York Review of Books)

Zo ver wil Wagemans in geen geval gaan. De eigentijdse popmuziek, die volgens mij minder dwaas kan worden geacht dan de zelfverklaard superieure antimuziek, moet het echter wel ontgelden en wordt met een aantal generalisaties aan de kant geschoven. Hoe dan ook, of je het met meningen als ‘Een toon op papier zetten en dan hopen de volgende te vinden is een totaal hopeloze manier van werken’ eens bent of niet, de stem van de auteur geeft het boek de nodige energie om aan de sleur van het encyclopedische te ontstijgen.

Tenslotte maakt Wagemans de keuze om Nederlandse componisten – waaronder hemzelf – veel aandacht te schenken, wat voor een internationale lezer misschien als ongebalanceerd zou kunnen worden ervaren. Desalniettemin is de uitgebreide analyse van Andriessens De Tijd een van de meest memorabele passages uit het boek.

Tweede editie gewenst

The Big Composers Cookery Book is nu al een onderhoudend en waardevol werk. Toch kan je je niet aan de indruk onttrekken dat er op meerdere fronten nog veel te winnen valt voor het boek. Het zou jammer zijn om er niet de volledige belofte van in te lossen. Afgezien van de inhoudelijke overwegingen hierboven, kan er nog het een en ander verbeterd worden zonder aan de toon of keuzes in het boek te sleutelen.

Ten eerste de praktische problemen:

  • Het boek is Engelstalig, en dat gaat nog niet altijd goed. (‘Chromatic tone create discolour in the consistent use of the modes’, ‘Andriessen felt like a fish in the water’, ‘Also intriguing is what evolution biologist have to say about this’)
  • De losse kleurpagina’s zijn niet van hoge kwaliteit, wat voor een slordige vijftig euro wel verwacht mag worden.
  • Er zijn storende zaken, zoals tabellen met steeds een andere opmaak (of helemaal geen opmaak, zie pagina 297), of twee keer hetzelfde muziekfragment, in plaats van fragment – reductie (pagina 216, 217).

Vervolgens kleinere inhoudelijke zaken:

  • Soms kan de uitleg iets duidelijker. Neem bijvoorbeeld het gedeelte over spectrale muziek, dat eigenlijk net te kort en te ongestructureerd is om te kunnen begrijpen.
  • Er moet een manier zijn om de historische en filosofische context en de analysegedeeltes iets beter in te delen; nu volgen ze elkaar soms zomaar op. De grote vorm van het boek is echter prima.
  • Het boek kent geen enkele conclusie, maar eindigt plots na een analyse!

Een eventuele tweede editie van The Big Composers Cookery Book zou zeker niet misstaan in de boekenkast of zelfs in het klaslokaal, als introductie tot de muziek van de twintigste eeuw vanuit zowel historisch, filosofisch als analytisch perspectief. Het verbinden van deze drie invalshoeken geeft een muzikaal onderlegd publiek een uniek overzicht van de twintigste eeuw. Dit zou ook voor andere periodes uit de muziekgeschiedenis geen slecht idee zijn.

Peter-Jan Wagemans

The Big Composers Cookery Book

Deuss Music

ISBN 978-90-824089-6-6

deussmusic.com/boeken

Leave a comment

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

%d bloggers like this: